EAP-FAST-beveiliging gebruiken

Als u EAP-beveiliging wilt gebruiken in het Atheros-clienthulpprogramma, gaat u naar het tabblad Beveiliging in het venster Profielen beheren.

  1. Selecteer het keuzerondje WPA/WPA2 op het tabblad Beveiliging 
    OF: Selecteer het keuzerondje 802.1x op het tabblad Beveiliging. 
  2. Selecteer EAP-FAST in de vervolgkeuzelijst.

Inschakelen van EAP-FAST beveiliging:

Als u EAP-FAST-beveiliging wilt gebruiken, moet EAP-FAST worden ondersteund op uw computer. Vraag de systeembeheerder voor meer informatie.

  1. Klik op het tabblad Beveiliging in het venster Profieleditor.
  2. Klik op Configureren. Het venster EAP-FAST definiëren wordt weergegeven.
  3. Kies een EAP-FAST-verificatiemethode in de vervolgkeuzelijst EAP-FAST-verificatiemethode.
  4. Klik op Configureren.
  5. Schakel het selectievakje Geen netwerkverbinding tenzij gebruiker is aangemeld in als u wilt dat de verbinding met de clientadapter wordt verbroken nadat u bent afgemeld zodat een andere gebruiker geen toegang kan krijgen tot het draadloos netwerk met uw verificatiegegevens. De standaardinstelling is ingeschakeld.
  6. Voer een van de volgende bewerkingen uit:
  7. Open de lijst Een of meer PAC-instanties selecteren voor gebruik met dit profiel en markeer de PAC-instanties die zijn gekoppeld aan het netwerk dat door de SSID van het profiel is gedefinieerd. De lijst bevat de namen van alle verificatieservers waarvan u eerder een PAC hebt verkregen.
  8. Klik op Beheren. Het venster PAC voor EAP-FAST selecteren wordt weergegeven.

    Via dit venster kunt u PAC-instanties groeperen om de verificatie tijdens het zwerven te vergemakkelijken. Als er bijvoorbeeld drie PAC-instanties op een bepaalde site verschillende gebieden van de site dekken, kunt u een groep maken die deze instanties bevat en een van deze instanties selecteren in de PAC-lijst. Als u in dat geval zwerft op de site, zullen andere instanties in de groep toegang verlenen tot het netwerk.

    Een groep bestaat uit een of meer instanties. Elke instantie kan een of meer PAC-bestanden hebben. Een PAC-instantie kan slechts tot één groep behoren.
  9. Klik op Nieuwe groep om een nieuwe groep te maken. Een groep bestaat uit een of meer instantieservers die de gebruiker vertrouwt. Om de naam van de groep te wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op de groep en selecteert u Naam wijzigen. U kunt de naam van de groep ook wijzigen door op de naam te klikken en de nieuwe naam in te voeren.

    Wanneer u een nieuwe groep maakt, kunt u met de knop Importeren een PAC-bestand importeren in deze groep of kunt u een PAC van een andere groep naar de nieuwe groep verplaatsen.
  10. Klik op Importeren om een PAC te importeren. Het venster PAC importeren wordt weergegeven. Ga als volgt te werk:
    1. Klik op Bladeren en selecteer een PAC-bestand dat u wilt importeren. De standaardlocatie is C:/Program Files/Atheros.
    2. Klik op het PAC-bestand (*.pac) zodat het wordt weergegeven in het vak Bestandsnaam onderaan in het venster.
    3. Klik op Openen.
    4. Wanneer het venster Wachtwoord opgeven wordt weergegeven, voert u het PAC-bestandswachtwoord in dat u van uw systeembeheerder kunt krijgen. Klik vervolgens op OK.

      Opmerking: PAC-bestandswachtwoorden zijn optioneel. De PAC-instantie bepaalt of er PAC-bestanden moeten worden verleend die door de gebruiker ingevoerde wachtwoorden vereisen. Alle PAC-bestanden (ook de bestanden zonder wachtwoord) worden echter gecodeerd en beveiligd. PAC-bestandswachtwoorden verschillen van EAP-FAST-wachtwoorden en moeten slechts eenmaal worden opgegeven op het ogenblik dat een PAC wordt geïmporteerd.
    5. Als u een PAC-bestand probeert te importeren met dezelfde PAC-ID als een eerder geïmporteerd PAC-bestand, wordt u gevraagd de bestaande PAC bij te werken. Als u op Ja klikt, wordt de bestaande PAC vervangen door de nieuwe PAC van het geïmporteerde bestand.
    6. Als het importeren van het PAC-bestand is gelukt, verschijnt het volgende bericht: "Het EAP-FAST PAC-bestand is geïmporteerd en klaar voor gebruik." Klik op OK om terug te keren naar het venster PAC importeren.
    7. Klik op een van deze PAC-opslagopties om te bepalen waar het geïmporteerde PAC-bestand zal worden opgeslagen en voor wie het toegankelijk zal zijn:

      Algemeen - PAC's die in de algemene PAC-opslag zijn opgeslagen kunnen door elke gebruiker in elke aanmeldingsfase worden geopend en gebruikt. Algemene PAC's zijn beschikbaar voor of tijdens het aanmelden of nadat de gebruiker is afgemeld als het profiel niet is geconfigureerd met de optie Geen netwerkverbinding tenzij gebruiker is aangemeld.

      Persoonlijk - PACS' die in de persoonlijke opslagruimte zijn opgeslagen, kunnen alleen worden geopend en gebruikt door de gebruiker die ze heeft geleverd of door de systeembeheerder. Deze PAC's zijn pas toegankelijk nadat de gebruiker is aangemeld op het lokale systeem. Dit is de standaardoptie.
    8. Klik op Importeren. Het PAC-bestand verschijnt onder de geselecteerde groep.
  11. Om een groep te verwijderen, selecteert u de groep en klikt u op Verwijderen. U kunt de groep ook verwijderen door met de rechtermuisknop op de groep te klikken en vervolgens op Verwijderen te klikken.
  12. Klik op Sluiten om het venster PAC voor EAP-FAST selecteren te sluiten.
  13. Schakel het selectievakje Elke willekeurige PAC-instantiegroep die tot dezelfde groep behoort, gebruiken in om de PAC's die tot dezelfde PAC-instantiegroep behoren, automatisch te gebruiken..
  14. Schakel het selectievakje Machine-PAC gebruiken voor aanmelden domein in als u wilt dat de client probeert aan te melden op een domein die machineverificatie met gebruikersverificatiegegevens gebruikt in plaats van gebruikersverificatie. Hierdoor kan uw computer een verbinding maken met het netwerk voordat de gebruiker zich aanmeldt. De standaardinstelling is uitgeschakeld.
  15. Klik op OK wanneer de configuratie van EAP-FAST is voltooid.